Regentesse-/Valkenboskwartier

Regentesse-/Valkenboskwartier

Geschiedenis van Regentesse- en Valkenboskwartier

 Het Regentessekwartier is in hoofdzaak gebouwd gedurende de periode 1885-1910. De benaming 'Regentessekwartier', naar de belangrijkste straat in de wijk, kan gezien worden als tijdsaanduiding voor het ontstaan van de wijk: de regeringsperiode van Koningin Emma als regentes (1890-1898).

Na de bouw van het Regentessekwartier kwam het Valkenboskwartier tot stand. Deze wijk ontleent zijn naam aan de buitenplaats Valkenbos, gelegen ter hoogte van de Valkenboskade en de Mient. Dit buiten werd in 1857 afgebroken.

Grens

De grens tussen de twee wijken wordt gevormd door de Beeklaan. Vanouds fungeerde deze laan met de Westerbeek, waarnaar zij genoemd is, ook als scheiding tussen de twee polders in dit gebied, de Mientpolder en het kleine Veentje. Van 1811-1903 liep hier ook de grens tussen de gemeente Den Haag en Loosduinen. De beide polders waren voordat de nieuwe wijken gestalte kregen slechts schaars bebouwd. Alleen in 't Kleine Veentje was voordien het Zeeheldenkwartier tot stand gekomen.

In de 17e eeuw treffen we er enkele boerderijen en buitenplaatsen aan, gesitueerd langs de Beeklaan en de Loosduinseweg, zoals Noorderbeek en Groenestein. Bij de kruising van deze wegen lag van oudsher de herberg 'De Vink'. In de 19de eeuw, maar mogelijk al eerder, zwaaide de familie Schrijver - beroemd om zijn welgeschapen dochters - er de scepter. 'De Vink' was een geliefd rustpunt voor wandelaars uit Den Haag. Er lag een kolfbaan en er was een tuin waar het genoeglijk en beschut zitten was. Hier vertrokken de schuiten naar het Westland en de diligence naar 's-Gravenzande.

Vlakbij de bebouwde kom tegenover de zogenoemde Westermolens lag sedert 1734 op de hoek van de Veenkade en de Noord-West-Buitensingel de Haasmolen, een moutmolen die in 1911 moest worden afgebroken voor de aanleg van De Constant Rebecquestraat. Meer naar de Loosduinseweg stond de uit 1823 daterende houtzaagmolen Willem de Eerste, gesticht door Arnoldus van Gogh Jzn.

Langs de Loosduinseweg waren in diezelfde tijd diverse wasserijen gevestigd, die gebruik maakten van de aanwezigheid van schoon open water en grote onbebouwde terreinen voor hun bleekvelden. Voorts werd aan de rand van de stad een aantal tuindersbedrijven aangetroffen, vooral in het gebied tussen het Verversingskanaal, de Marnixstraat en de Koningin Emmakade. Dit gebied werd dan ook pas in een later stadium gebouwd. Tot 1939 heeft een straatnaam als de Teellustlaan (sindsdien Cort Heyligersstraat) daaraan herinnerd.

Omstreeks 1875 werd de oorspronkelijke bebouwing aanmerkelijk uitgebreid in deze omgeving. Naast de al in 1871 ingerichte As- en Vuilnisstaal begon in 1875 de bouw van de Gemeentelijke Gasfabriek aan de Gaslaan. Tevens werd aan de Noord-West-Buitensingel en de Loosduinseweg een aantal zijstraten (in feite doodlopende stegen) aangelegd waaraan hofjescomplexen verrezen: de Westerstraat, de Teellustlaan, de Van Geenstraat en de Tripstraat. Het gerief en de kwaliteit van deze complexen was gering: voor bouwwerken die niet aan de openbare straat waren gelegen golden geen bouwvoorschriften.

Nadat in 1885 aan de Loosduinseweg het R.K. weeshuis 'Groenestein' was verrezen op de plek van het voormalige en gelijknamige buiten, werd de bouw in de omgeving van de gasfasbriek in 1888 voorlopig afgerond met de oplevering van een complex arbeiderswoningen van de Coöperatieve Bouwvereeniging Vooruit II. Directeur van de gasfabriek J.E.M. Kros was een van de commissarisen van deze bouwvereniging en het waren vooral werklieden van de gasfabriek die deze huizen gingen bewonen.

Het water van de Koningin Emmakade en enkele andere vaarten zoals die langs de latere Valkenboskade, dienden voor de afvoer van duinzand naar de bouwcomplexen in de omgeving. Vanaf de Koningin Emmakade kwam de systematische bouw van de Regentessebuurt op gang. Logischerwijs rukte deze bebouwing op vanaf de bebouwde kom in de richting van de toenmalige grens met de gemeente Loosduinen (de huidige Beeklaan).

In 1884 werd begonnen met de aanleg van het stratenplan; allereerst de hoofdstraten: het Koningsplein, de Weimarstraat (aanvankelijk Saksen-Weimarstraat) en de Regentesselaan. Tevens werd deels ter plaatse van een bestaand kanaal, het Verversingskanaal gegraven, dat moest dienen voor de verversing van het stinkende Haagse grachtenwater. In 1889 kwam het gereed. De grond hiervoor werd geschonken door de groothertogin van Saksen-Weimar en bouwondernemer C. Goekoop.

Bevolkingsgroei

De gehele wijk verrees onder druk van de sterke groei van de Haagse bevolking in elkaar snel opvolgende fasen. Rond 1875 bereikte Den Haag een omvang van 100.000 inwoners, welk aantal in 1900 reeds was verdubbeld en in 1913 zelfs verdrievoudigd.

Omstreeks 1890 bleek de woonbuurt rond het Koningsplein, tussen de Koningin Emmakade en het Verversingskanaal nagenoeg geheel voltooid; in 1900 was de bouw gevorderd tot over de Regentesselaan (de Regentessekerk dateert van 1901) en langs de gehele Weimarstraat tot aan de Beeklaan, terwijl in 1910 - dus na 25 jaar - de wijk geheel was volgebouwd.

De laatste fase betrof het gebied tussen het Verversingskanaal en de Marnixstraat, waar in 1904 de tuinderijen moesten wijken voor de elektriciteitscentrale, waarna ook de De Constant Rebecquestraat en omgeving werden gerealiseerd. In 1906 kwam aan de Loosduinseweg tenslotte de - inmiddels verdwenen - gasmeterfabriek van Wilson.

Door de gedeeltelijke annexatie van Loosduinen door Den Haag in 1903 was de mogelijkheid geschapen voor verdere stadsuitbreiding in het zuidwesten van de stad. Grote terreinen werden bovendien door de gemeente aangekocht, waardoor zij invloed op de wijze van uitbreiding kreeg: in 1906 een gebied van 107 ha. tussen het Verversingskanaal, de Beek en de toenmalige gemeentegrens van Loosduinen, waarop in de daaropvolgende jaren het Valkenboskwartier werd gebouwd.

De bebouwing van het Valkenboskwartier is een logische voortzetting van die van het Regentessekwartier; een tiental zijstraten, die van het Regentessekwartier uitkomen op de Beeklaan, vinden hun vervolg in het Valkenboskwartier, terwijl de Beeklaan zelf door zijn geringe breedte en de aanwezigheid van (winkel-)voorzieningen aan beide straatzijden eerder een bindend dan een scheidend element tussen beide wijken vormt.

Van infrastructureel belang voor het gebied was verder de aanleg van twee stroomtramlijnen. De stroomtram van de Westnederlandse Stoomtram Maatschappij (W.S.M.) ging vanaf de Lijnbaan over de Loosduinseweg naar het Westland, terwijl een stoomtram van de Hollandsche IJzeren Spoorwegmaatschappij van het station Hollands Spoor via het huidige tracé van lijn 11 naar Scheveningen reed. Beide tracés dateerden uit de periode 1880-1890.

Typerend voor het gebied is ongetwijfeld het diagonale verloop van de hoofdstraten, de Regentesselaan en de Valkenboslaan, en als gevolg daarvan de onregelmatige vorm van een groot aantal bouwblokken. Ook in de Transvaalbuurt, een deel van de Schilderswijk en Duinoord (uit dezelfde bouwperiode als dit gebied) wordt een dergelijke structuur aangetroffen. Andere kenmerkende elementen zijn de vaak zeer lange ononderbroken gevelwanden en de geringe diepte van de bouwblokken.

Veranderingen

Sedert zijn ontstaan is de wijk geconfronteerd met enkele belangrijke veranderingen. Door de ingrijpende profielwijzigingen van de Loosduinseweg (± 1935), de Lijnbaan en de Koningin Emmakade (± 1960) nam het isolement ten opzichte van het stadscentrum en de andere wijken toe. Van de Koningin Emmakade en van de Loosduinseweg ging daarbij als gevolg van het dempen van de Afzanderijvaart en de uit 1643 daterende Loosduinsevaart en het verlies van de daar aanwezige bomen het oorspronkelijk landelijke karakter goeddeels verloren.

In de jaren dertig werd een begin gemaakt met de sanering van de bebouwing; met het saneringsplan Van Boecopkade verdwenen de Westerstraat en de Teellustlaan en de daaraan gelegen hofjescomplexen, die grotendeels in slechte staat verkeerden. Daarvoor in de plaats werden enkele blokken nieuwe (portiek-)woningen gebouwd. Ook de hofjes aan de Loosduinseweg werden van lieverlee gesloopt, waarna de vrijkomende ruimte werd benut voor nieuwe bedrijfs- en kantoorbebouwing. Het R.K. weeshuis Groenestein, dat evenmin nog aan zijn oorspronkelijke bestemming voldeed, verdween in 1970, terwijl tenslotte de Regentessekerk aan het Regentesseplein eind 1974 werd gesloopt, waarmee een beeldbepalend element uit het hart van de wijk verdween.

U kunt meer lezen over Regentesse- en Valkenboskwartier in:

  • A. van 't Oosten: Regentessekwartier - Valkenboskwartier; twee wijken verbonden en gescheiden door de Beeklaan. Den Haag 1994

Nieuwe reacties